De Waterkanthypothese: hoe oermensen al wadend-klimmend rechtop gingen lopen
Onze voorouders hebben een fase aan het water meegemaakt. Frequent waden en duiken zou tot onze meest opvallende eigenschappen hebben geleid, namelijk onze tweebenigheid en rechtoplopen, grote hersenen, en het verlies van een vacht. Hoewel de Waterkanthypothese – vroeger de Wateraaptheorie – omstreden is, biedt ze een zeer plausibel kader voor de evolutie van de mens. De Waterkanthypothese breekt met de dogma's die de "algemeen aanvaarde" evolutietheoriën nog steeds teisteren. Veel paleoantropologen geloven nog steeds dat tweebenigheid het gevolg is van onze veronderstelde verhuis van oerwoud naar savanne, een idee dat is ontsproten aan de nu grotendeels achterhaalde savannehypothese.
Auteur: Kathelijne Bonne; argumenten aangeleverd door Marc Verhaegen.
Dit artikel is het eerste deel van een serie over onze voorouders en hun aanverwanten, hun manier van leven, verwantschappen, landschappen waarin ze leefden, en omzwervingen (niet alleen in Afrika maar ook in Eurazië), gebaseerd op het werk van en in samenwerking met Dr. Marc Verhaegen, auteur van het boek De evolutie van de mens: waarom wij rechtop lopen en kunnen spreken, gepubliceerd in 2022. Dr Marc Verhaegen, een Belgisch arts, is een autoriteit op het gebied van de evolutie van de mens. Zijn nieuwe bevindingen uit de anatomie en de vergelijkende biologie hebben de Waterkanthypothese sterk verfijnd. Ook andere onderzoekers doen belangrijke bijdragen aan de Waterkanthypothese.
Soms moeten klassieke theorieën zoals de savannehypothese aan de kaak gesteld worden. Alleen dan kunnen het debat openen en met een open geest en zonder zelfingenomen afro- en antropocentrisme de fascinerende evolutie van de mens en onze verwanten, en hoe we vandaag zijn, beter begrijpen.
De Waterkanthypothese is een omstreden theorie die al meer dan een eeuw bestaat als een onderstroom. Ze krijgt reeds decennialang wind van voren. Ze werd bespot, uit de context gerukt, en geëtiketteerd als pseudowetenschap. Maar de wetenschappelijke argumenten, uit de anatomie en vergelijkende biologie van zowel levende als fossiele mensen én mensapen, zijn niet meer te stuiten en zeker niet te negeren. De tegenstand komt van 'klassieke paleoantropologen die de savannehypothese aanhangen en de daaruit gegroeide theorieën, die uiteindelijk steunen op ideeën uit de Victoriaanse tijd.
Oermensen die rondrennen op de savanne?
In het Mioceen, de tijd die duurde van 23,03 tot 5,33 miljoen jaar geleden, was het klimaat warmer dan nu en tropische regenwouden waren wijdverspreid. Tegen het einde van dat tijdperk (vanaf ongeveer 8 miljoen jaar) werd het geleidelijk aan droger en regenwouden maakten plaats voor meer open landschappen, zoals savannes – hoewel er nog steeds heel veel regenwoud was. De 'klassieke' savannehypothese houdt in dat de voorouders van de mens neerdaalden uit de bomen en naar de savanne trokken om daar rechtop, op twee benen, rond te rennen en jager te worden. Deze overgang zou de unieke anatomie van de mens verklaren: tweebenig, rechtopstaand, geen vacht, grote hersenen, enz.
Maar deze veronderstellingen houden eigenlijk geen steek. Rechtop op twee benen lopen is geen goede aanpassing aan een gevaarlijke open habitat zoals de savanne. Bovendien is er biologisch bewijs dat oermensapen reeds rechtop liepen vóór de savanne een biotoop van betekenis werd. Maar de savannehypothese past in het vastgeroeste antropocentrische, ja zelfs machoachtige plaatje van 'snelle slimme mens - "Man the Hunter", die in de savanne jaagt op wilde beesten', zich letterlijk en figuurlijk distantiërend van de 'dommige slome aap die in een boom op een stuk fruit zit te kauwen'. Dit 'ideale' beeld is gegroeid in de tijd waarin Victoriaanse heren de mens (of de man?) als summum van de evolutie beschouwden.
Evolutie van de mens volgens Darwin
Charles Darwin merkte correct op dat de gorilla (geslacht Gorilla) en de chimpansee (geslacht Pan) de nauwste levende verwanten van de mens (geslacht Homo) zijn, lang voor de genetica dat bewees en toen creationisten nog goed gedijden. Gorilla's en chimpansees leven vandaag in het oerwoud in Afrika en zijn viervoetig (knokkelgang), en daarom theoriseerde Darwin dat onze voorouders ook in Afrikaanse oerwouden leefden, op hun knokkels liepen, en pas rechtop gingen lopen toen ze het bos verlieten en naar de savanne trokken.
Darwin had gelijk over de nauwe verwantschappen tussen mens en de andere mensapen (niet evident in godsdienstige tijden). Waar hij geen gelijk over had was over de savanne en wellicht ook niet over Afrika als wieg van de mensheid. Integendeel, primaten die van de bomen naar de vlakte trekken, worden nog meer viervoetig, zoals het geval is bij de savannebaviaan. Deze aap is de enige primaat die op de savanne leeft. Hij waadt soms – rechtopgaande – op zoek naar waterplanten.
Maar een rechtop lopende, blote oermens, zonder wapens, klauwen, hoeven, leeuwenmuil of een stel horens, maakte geen schijn van kans in zo'n gevaarlijke onbeschutte habitat vol 'hardlopende wilde beesten' en onder een verzengende zon.
Waterkanthypothese
Zich baserend op verschillende inconsistenties en ingebouwde vooringenomenheid over de superioriteit van de mens in de savannehypothese, ontwikkelden mariene bioloog Sir Alister Hardy en schrijfster Elaine Morgan in de jaren 1960-70 de Aquatic Ape Theory (AAT) of wateraaptheorie die een zeer plausibele uitleg geeft aan, o.a., kenmerken zoals tweebenigheid en het verlies van een vacht. Dit deed de savannehypothese op haar grondvesten beven, en de savannisten deden/doen er alles aan de waterkanthypothese tot zinken te brengen op alle mogelijke manieren. Door ze te bespotten of door moeizaam gepubliceerd onderzoek te negeren.
Van wateraap naar waterkant
Elaine Morgan en Alister Hardy situeerden de meest intense waterfase bij mensapen in het Mioceen: meer dan 5 of zelfs 10 miljoen jaar geleden, nog lang vóór de mens als aparte soort was ontstaan. Daarom gebruikten ze het Engelse woord ape (Aquatic Ape), mensaap in het Nederlands. Maar we zijn nu een halve eeuw later en er zijn nieuwe inzichten. De meest intense fase zou zich later, in het vroeg tot midden Pleistoceen (1,8 tot 0,126 Ma), hebben voorgedaan, aldus Marc Verhaegen. Daarom is Waterkanthypothese (Waterside Hypothesis) een geschiktere benaming.
Aquarboreaal: wadend-klimmend in waterbossen
Evolutie verloopt in kleine mozaïekachtige stapjes in verschillende richtingen, waar we een rode draad door kunnen trekken. Zoals Marc in zijn boek beschrijft, is het goed mogelijk dat de evolutie zo verliep:
Oerhominoïden ontstonden uit viervoetige primaten die in de bomen leefden tot ongeveer 25 miljoen jaar geleden. In het vroeg-Mioceen begonnen ze lagere niveaus te verkennen en werd hun levenswijze steeds meer watergebonden: al wadend-klimmend bewogen ze rond in tropische waterbossen. Deze manier van bewegen, hangend en zich vastgrijpend aan takken en vaak half ondergedompeld om te waden, wordt aquarboreaal genoemd (van het Latijnse aqua en arbor), term bedacht door Marcel Williams. Het bevorderde een rechtopstaande houding en een tweevoetige voortbeweging, en ze deden dat steeds vaker.
Uit een tak van klimmend-wadende hominiden ontstond het geslacht Homo, dat zich ontwikkelde doorheen het Plio- en Pleistoceen. Deze oermensen liepen reeds rechtop en leefden aan de waterkant in kustbossen. Ze gingen een litoraal bestaan leiden (Engels littoral: kust-). Ze doken in kustwaters op zoek o.a. naar schelpdieren. Ze verspreidde zich en migreerden langs kustbossen en rivieren. Nog veel later werd Homo sapiens uiteindelijk een wezen dat op het vasteland rechtop loopt.
Volgens de huidige kennis was het vroeg- tot midden-Pleistoceen dus de tijd waarin onze voorouders het sterkst watergebonden waren.
(Bio)logische argumenten
We behandelen hier een paar stellingen, allemaal erg (bio)logisch, die verband houden met onze watergebonden voorgeschiedenis:
- Oermensen hadden een aquarboreale levenswijze en verspreidden zich langs kusten, waterranden en rivieren, en niet via de savanne.
- Tweebenigheid is niet enkel een kenmerk van menselijke voorouders (dat is een antropocentrische visie), maar bestond al veel vroeger, zij het in een wat andere vorm (rechtop wadend en hangend en vastgrijpend aan takken).
- De meeste of zelfs alle ontdekte australopitheken (een soort mensapen/hominoïden), zoals het bekende Lucy-fossiel, waren geen voorzaten van de mens, maar waren eerder verwant aan gorilla's en/of chimps.
- Wij zijn waarschijnlijk niet (alleen) in Afrika geëvolueerd, maar veeleer in Zuid-Azië (dit bespreken we in een ander artikel).
Hieronder bepleit Marc Verhaegen deze hypotheses:
Geen savannedier
Onze eerste hypothese stelt dat de oermensen die leefden tijdens het Plio-Pleistoceen niet rondliepen op de savanne maar zich verspreidden langs kusten en rivieren. Ze waren evenmin jagers op antilopen en dergelijke, en nog minder langeafstandlopers (endurance running). Snelle dieren hebben namelijk geen platte voeten, maar rennen op hun tenen (roofdieren) of zelfs op hun nagels (hoefdieren), ze zweten geen zout water in droge streken ver van de zee, ze bezitten geen vetlaag, wel een vacht die zonnestralen weerkaatst, ze zijn smal gebouwd, en rennen tweemaal zo snel als wij.
Wij mensen hebben duidelijk een (gedeeltelijke) waterfase meegemaakt en dat heeft sporen achtergelaten in ons lichaam. Allicht aten we ooit vooral schelpdieren, erg rijk aan hersenspecifieke voedingsstoffen, zoals het poly-onverzadigde vetzuur DHA. Onze onderhuidse speklaag, verlies van een vacht, uitwendige neus en misschien ook het groefje in onze bovenlip (philtrum), willekeurige ademcontrole, gestrekte lichaamsbouw, platte voeten met korte tenen, spectaculaire hersenvergroting, handigheid en werktuiggebruik, enz., kunnen allemaal aan een leven om en rond het water worden toegeschreven.
Vandaag dragen dus wij nog ettelijke ex-aquatische kenmerken, maar onze Pleistocene verwanten waren nog veel sterker watergebonden dan wij: ze werden eerst ontdekt op Java in Zuidoost-Azië (Homo erectus), bereikten eilanden ver overzee zoals Flores (Homo floresiensis), ze verspreidden zich in het Pleistoceen langs de kusten tot in Europa (Homo neanderthalensis) en Afrika.
Voor zover we nu weten, was de vroeg-Pleistocene Homo erectus het sterkst wateraangepast: hij/zij vertoonde pachy-osteo-sclerosis (letterlijk "dik-bot-dens"), een erg zwaar skelet, dat enkel voorkomt bij traag en ondiep duikende dieren in zout water, om het duiken te vergemakkelijken, zoals bij de eerste vinpotigen (o.a. zeehonden) en eerste walvisachtigen en bij zeekoeien nog steeds.
Tweebenigheid: niet exclusief menselijk
Paleo-antropologen geloven nog steeds dat hét onderscheid tussen mens en aap onze tweebenigheid is. Omdat vele fossielen tweebenigheid vertonen, ontdekken fossielenjagers in Afrika praktisch altijd - heel eigenaardig! - 'homininen', waarmee ze 'voorouders van de mens' bedoelen of tenminste nauwere verwanten van ons dan van de Afrikaanse mensapen. Ze vinden nooit fossiele voorzaten van Afrikaanse mensapen (zouden die minder subsidies opleveren dan fossielen van menselijke voorouders?). Daarom verklaren ze australopitheken (verder afgekort als apiths) die tweebenigheid vertonen, 'dus' als voorouder van de mens.
Maar de Plio-Pleistocene apiths, bv. de bekende fossielen Lucy, Mrs Ples of het Taungkind, waren volgens Marc Verhaegen geen fossiele voorouders van de mens zoals paleo-antropologen afro- en antropocentrisch denken. Ze waren dichter verwant aan Gorilla of Pan. Mio-Pliocene mensapen waren gewoon al heel vroeg tweebenig, en die tweebenigheid is niet exclusief menselijk.
Van palmgang naar knokkelgang?
De nog levende grote mensapen lopen niet meer rechtop, maar deden dat vroeger wel en daar houden ze nog kenmerken aan over. Een belangrijk spoor van een vroegere tweebenige fase is hun manier van op de handen te steunen als zij zich viervoetig voortbewegen. De grote mensapen werden redelijk laat, misschien pas tijdens het Pleistoceen, van verticale waders-klimmers opnieuw viervoeters. Maar er was een verandering opgetreden: Ze waren nu geen palmgangers meer zoals gewone apen, en ook menselijke baby's, die op de palmen van hun handen steunen. Pan en Gorilla waren knokkelgangers geworden, steunend op de achterkant van de middelste vingerkootjes, en Pongo, de Aziatische orang-oetan, werd een vuistganger. We laten ons ook ontvallen dat Gorilla en Pan onderling verschillend op hun knokkels steunen; dwars vs. evenwijdig, ze zijn dus parallel geëvolueerd, apart van elkaar.
De overgang van palm- naar knokkel- of vuistgang kan alleen mogelijk zijn geweest via een tussenstadium waarin de handen weinig of niet gebruikt werden als steun, namelijk, ze liepen een tijd rechtop. Waarschijnlijk liepen ze niet zoals Homo erectus, maar al wadend-klimmend (aquarboreaal). Ook vandaag doen ze doen nog allerlei dingen rechtop zittend, staand of wadend. Laaglandgorilla's, bonobo's en orang-oetans trekken op twee benen oerwoudmoerassen in op zoek naar zegge, waterlelies, rijst, eieren, enz. (google bv. bonobo wading).
Zelfs de kleine-mensapen (gibbons en siamang) zijn nog steeds 'opgericht' (orthograde) qua lichaamsbouw, hoewel niet meer om te waden: ze lopen vaak tweebenig over de takken, maar nog meer zwieren ze aan hun armen van tak tot tak, met een verticale wervelzuil.
Kortom, tweebenigheid onderscheidt de mens en zeker de apiths niet van de andere mensapen.
Australopiteken zoals Lucy geen voorouders van mensen
Als de Miocene mensapen aquarboreaal waren, verticaal wadend-klimmend in waterbossen, is er dus geen reden waarom de beroemde tweebenige apiths zoals Lucy geen fossiele verwanten mogen zijn van Pan of van Gorilla. De vroegste ontdekkers van apiths twijfelden trouwens niet: hun fossielen waren van mensapen, zeiden ze. In 1924 noemde Raymond Dart zijn Taung-kind fossiel Australopithecus africanus, 'Afrikaanse zuidaap'. Pas later redeneerde men dat het om een tweebenig wezen ging, en 'dus' voorouder (of dichte familie) van de Mens moet geweest zijn. Maar uitvoerige vergelijkingen door aparte, onderling onafhankelijke onderzoekers laten geen twijfel: de apiths zijn nauwer verwant aan Pan of Gorilla dan aan Homo. Zowel gedetailleerde anatomische vergelijkingen als craniodentale opmetingen plaatsen de Oost-Afrikaanse Australopithecus afarensis en A. boisei bij Gorilla, en de Zuid-Afrikaanse A. africanus en A. robustus bij Pan.
We waden verder ...
Tot zover onze eerste duik naar het begrijpen van ons verleden. Dankzij groeiend bewijs, en nieuwe en opgewaardeerde vroegere paleo-antropologische vondsten, staat de Waterkanthypothese steeds sterker in haar schoenen, en kan het niet anders dat ze weer boven water komt na jarenlange tegenstand. Ruimdenkende mensen zoals David Attenborough schonken aandacht aan de Waterkanthypothese die je in deze podcast van BBC4 kan beluisteren, waarin hij het woord geeft aan o.a. Marc Verhaegen en de bekende antropoloog Desmond Morris.
In een volgend artikel waden we verder en ontwikkelen we nieuwe hypotheses, onder andere hoe de platentektoniek de hominoïde evolutie beïnvloedde of misschien wel veroorzaakte. Hou je dus vast (aan de takken van de bomen) om andere verbazende dingen te leren over de evolutie van de mens.
-----
Artikels over gerelateerde onderwerpen:
- De Middellandse Zee verdampte bijna volledig tijdens de Messiniaanse zoutcrisis.
- Mijn momentje met Jane Goodall: een onwaarschijnlijke ontmoeting.
- De Grote Slenk van Oost-Afrika: een slinger van natuurwonderen.
- De Tethyszee: de verdwenen oceaan ligt nu in de bergen.
- De grote bocht van de Niger rivier: gevormd door de oprukkende Sahara.
Noot: Hoewel dit artikel gebaseerd is op Marc's bijdrage aan de Waterkanthypothese, zijn er nog heel vele andere belangrijke en vooraanstaande auteurs, onderzoekers en verdedigers, o.a., Mario Vaneechoutte, Stephen Munro, Algis Kuliukas, Franceska Mansfield, John Foss, José Joordens, Peter H. Rhys Evans, ... , en vele anderen.
Bronnen
Verhaegen, 2022, De evolutie van de mens: waarom wij rechtop lopen en kunnen spreken, Eburon, 326 p.
Verhaegen, 2013, The Aquatic Ape Evolves: Common Misconceptions and Unproven Assumptions About the So-Called Aquatic Ape Hypothesis. Human Evolution, Vol 28, p. 237-266.
Verhaegen, Puech and Munro, 2002, Aquarboreal ancestors? Trends in Ecology and Evolution, Vol 17(5), p. 212-217.
Verhaegen, 1990 Human Evolution 5:295-7 African ape ancestry.
Verheagen, 1994 Human Evolution 9:121-139 Australopithecines: ancestors of the African apes?
Verhaegen, 1996 Human Evolution 11:35-41 Morphological distance between australopithecine, human and ape skulls.
Enkele trefwoorden: waterkanthypothese, wateraap, wateraaphypothese, bonobo, wadend-klimmend, aquarboreaal, marc verhaegen, evolutie van de mens, lucy geen voorouder, australopitheken, savannehypothese, knokkelgang, vuistgang, rechtop lopen, tweebenigheid, op twee benen
Kathelijne: Als natuurliefhebber ben ik geboeid door hoe gesteente, bodem, oceaan, lucht en leven op elkaar inwerken op geologische en menselijke tijdschalen.
Laatste GondwanaTalks artikels:
Ontvang een update voor elk nieuw artikel (om de zoveel weken) / (geen ander soort reclame):